• Wie?: Babette
  • Cremer-Sijmons
  • Wat doe je?: Olijfolie producent - Galeriehoudster
  • Waar woon je?: Umbrie (Italie)
  • Plaats: Citta della Pieve
4.9 of 5 (28 Votes)
Babette Cremer-Sijmons
Babette Cremer-Sijmons

Rond 4 uur vertrek ik uit Perugia om naar Città della Pieve te rijden waar ik Babette Cremer, de vrouw van ´Ik, Jan Cremer´, zal ontmoeten.

Na een dik half uur en een beetje zoeken vind ik in het groen verscholen haar prachtige huis, mooi gelegen op een heuvel met een overweldigend uitzicht over het glooiende landschap van Umbria.

Ze komt al snel met een fles prosecco en een schaal bruschette aanlopen en natuurlijk zitten we op het terras, waar zij mij trots een fles laat zien van haar zelf geoogste olijfolie met een schitterende groene kleur. De smaak is ook geweldig, pittige en intens, vind ik als we met de laatste warme stukjes brood het bord schoonvegen ......”het is toch fantastisch om met dit uitzicht van je eigen olijfolie te genieten “, zegt ze.

Ik vertel haar dat ik vaak als tiener in mijn moeders tijdschriften foto’s van haar tegenkwam en dan zat weg te zwijmelen bij het kijken naar de plaatjes van een modereportage in de mooiste kleren van die tijd.

Tegenover mij zit een prachtige vrouw, Babette Cremer Sijmons, dochter van architect Karel Sijmons die vooral bekendheid kreeg als architect van kerken en monumentale gebouwen. En natuurlijk de echtgenote van schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer. Genietend van het uitzicht en ons glas wijn begint Babette te vertellen over haar liefde voor Italië.

1965, 12 jaar

De allereerste keer in Italië was ik met mijn moeder en m'n zusje vlakbij Venetië in een strandhotel. Voor het eerst met een vliegtuig naar het buitenland ! Landing in Milaan en daarna 4 uur in een snikhete bomvolle trein naar de Adriatische kust. Na een week van totale gekte in Lido di Jesolo, een gruwelijk vakantieoort, haalden wij mijn vader af van het vliegveld om nog een paar dagen samen vakantie te vieren in Venetië. Met volle snelheid in een Riva, die als taxi fungeerde, voeren wij richting het adembenemende Venetië en meerden aan bij Hotel Danieli aan het Canal Grande.

De grandeur van het hotel was overweldigend. Nog nooit had ik zoiets moois gezien. Ik tolde om mijn as in de hal om alles in mij op te nemen. Alles, maar dan ook alles, was prachtig. De muren, de plafonds, de kroonluchters, de balie tot en met de toen al wat sleetse meubels aan toe. (Noot van de redactie: Hotel Daniele is in 2015 volledig gerenoveerd.)

Mijn moeder checkte in met een air die ik nog niet van haar kende… met de sophistication van een ervaren wereldreiziger! Ze nam geen genoegen met de eerste de beste kamer. Pas de derde kon haar instemming krijgen. Het was een suite met zicht op het Canal Grande. “Ja,” zei ze, “anders word ik ziek”.

Er heersten in die tijd nog verschrikkelijke ziekten en sanitaire problemen veroorzaakt door ratten in de smalle stinkende grachten van Venetië, mijn moeder had daar altijd last van als zij de stad bezocht tijdens de Biënnale en moest weken met hoge koortsen het bed houden.

Maar ik waande mij in een paleis! De volgende morgen met een Riva-Taxi richting Lido.Tot m'n verrukking was een rode loper uitgerold in het gewelf onder het Excelsior Hotel waar we vanaf de watertaxi zo de hal instapten. Het zijn beelden die ik mijn leven niet meer vergeet. We lagen aan het strand op échte bedden met witte lakens en kussens en een eigen witte Moorse tent achter ons op het strand. Er waren kelners die met grote zilveren koelers rondrenden. Mijn ouders die proostten met een Coup de Champagne. Geen groter contrast met het Zandvoortse strand was er mogelijk. Gewend aan ruwe strandkorfstoelen . De flesjes Joy, het rotweer en de zakjes chips met apart zout waar we steevast altijd, ieder jaar, mijn hele jeugd lang, onze vakanties vierden. “Er ging een wereld voor mij open! Het was bijna niet te bevatten, zo kon het leven dus ook zijn”!

1971, 17 jaar

Als model. Ik was op weg voor mijn eerste klus, een shoot voor de Avenue in Italië. Ik reisde alleen. Ik vloog naar Milaan en zat naast een dikke gezellige Italiaan die z´n best deed Engels te spreken. Vroeg waar ik naar toe moest. Station, zei ik, want ik moest naar Florence. De man stond er op om mij naar het station te brengen (hoe moest ik me hieruit redden? Beleefd opgevoed en nu bang, want geleerd nooit met vreemden mee te gaan). Hij haalde me na vriendelijk aandringen op, met een vuurrode bolide waarin allerlei knoppen boven z´n hoofd, net als in een cockpit, een geweldige race auto. De deur sloeg dicht als een kluisdeur en ik prevelde een schietgebed. Maar hij bracht me netjes naar het station, hielp me met m’n koffers, schudde mij hartelijk de hand en reed weg.

Ik kon geen letter lezen in de schommelende trein naar Florence want er waren honderden tunnels die dat beletten en keek dus als door een stroposcoop (zon donker zon donker) naar het prachtige landschap, de enorme hoge bruggen waar onze trein overheen denderde dwars door de Apennijnen. Het was allang donker toen de trein het station van Florence binnenreed. Ik zeulde door de natte straten met mijn koffer, op zoek naar het café in het centrum waar ik met mijn gezelschap had afgesproken. Doordat ik ook nog eens mijn eigen, door de Avenue te fotograferen, kleding mee moest nemen was de koffer loodzwaar. Jaaa, de echte glamour moest ik nog verdienen…

De verlaten straten waren met een enkel peertje verlicht, de kinderhoofdjes glommen in het zwakke spookachtige schijnsel. De huizen waren oud, armoedig, donker, smerig en nog vol kogelgaten. Ik kwam in een andere wereld terecht en de historie viel als een loden deken over me heen toen er ineens helpende handen kwamen. Het was een groep jongens, ze vroegen waar ik naartoe moest. Koud zweet brak uit, weer een val?! ik liet een papiertje zien met het adres, ze namen me mijn koffer af en liepen al pratend met mij richting het café. Eenmaal binnen omarmde je het licht, de in zwart-wit geklede vriendelijke obers en de warmte van de mensen. De jongens namen hartelijk afscheid, groetten de man voor de enorme koffiemachine en gingen weg. Zo wachtte ik op de crew met de heerlijkste koffie met melk die ik ooit geproefd had in mijn leven, voor het eerst een cappuccino!

Dit was dus een tweede ontmoeting die me aangaf hoe intens goed de Italianen zijn. Later toen ik in Milaan werkte heb ik mijn koffer ook nooit hoeven dragen. Iedereen was hoffelijk, de flirt was overal maar ging nooit te ver. Later had ik mijn permanente kamer in het Grand Hotel et de Milan en als de taxi's staakten ging ik met de Rolls Royce van het hotel naar mijn werk.

Het waren mijn eerste indrukken van Italië, het land waar ik zo ontzettend van hou, van de mensen, het adembenemende landschap, de steden en het eten. En ook een land zonder agressie. Hoe kostbaar is dàt? Na jaren in New York, Parijs en London gewerkt te hebben was het leven in Milaan onder de Italianen een sprookje.

En nu, wonen in Italië

Veel later, na lange tijd in Twente te hebben gewoond, mocht ik uitzoeken waar we gingen wonen en ik koos meteen voor Italië. Het meest geciviliseerde platteland ter wereld, waar mijn buurman in een Ralph Lauren op de trekker zit. Hier voel ik mij gelukkig, het heeft stijl! En stijl betekent beschaving.

Er zijn honderden dingen te bedenken waarvan ik denk, hier hoef je niet voor naar Italië te komen, zo behoudend, zo weinig vernieuwend, zowel in de kunst, als in de keuken, maar, hé wat wil je als het toch zo onvoorstelbaar heerlijk smaakt!

Er is weinig moderne architectuur. Ik had het er eerst wat moeilijk mee, maar later ging ik begrijpen hoe belangrijk het is om met alle macht je cultuur, die kostbare cultuur, voor de nieuwe generaties te bewaren. De wereldberoemde steden, het landschap waar de hele wereld naar toe trekt om te bewonderen, de historie en de verhalen. Ik begrijp nu dat daar de primaire energie in ging. Hoe goed begrijpen de Italianen dat hun erfgoed de pijler is waar toekomst op gebaseerd is.

Maar dan: plotseling zijn er wèl vernieuwingen, bijvoorbeeld het treinstation Mediopadana in Emilia Romagna, zo ongelooflijk mooi! Als ik dat zie stroomt de energie met bakken bij mij naar binnen! Een impuls om de paar honderd km nog te gaan met gemak af te leggen.Die tegenstellingen van het oude en het nieuwe dat is wat ik zo fantastisch vind! En thank God for Maxxi in Rome!

Nog een voorbeeld. Het moderne computer tijdperk verlangt meer stopcontacten in de muren voor de kantoren van de overheid in Rome. Onmogelijk, want de 1000 jaar oude gebouwen staan op de werelderfgoedlijst. Toen waren er nog geen stopcontacten, dus niks stopcontacten! Dan maar nieuwe gebouwen bouwen.


Maar goed, voor mij geen moderne hippe restaurants. ik heb een buitengewone hekel aan modieuze ellende. Ik ben het liefst in traditionele restaurants, zo ga ik graag naar La Palomba in Orvieto of Da Nino in Rome, La Taverna in Perugia. Dat soort fantastische restaurants waar de kelners nog in traditioneel zwart/wit bedienen en waar het eten al 200 jaar superbe is en ook nog betaalbaar. Ook in mijn eigen stadje Citta della Pieve is het een feest om naar hotel Vannucci te gaan waar Orlando de scepter zwaait en waar het in de tuin op een zwoele Italiaanse nacht goed toeven is.

Waarom Italië?

  • Een brandweer die doodsbang is voor een nest Calabrone (wespen) terwijl ze al afweerpakken dragen.
  • De burgemeester die 'Maestro' roept en met open armen op JC (Jan Cremer) afkomt
  • Carabinieri op de koffie
  • Il commandante policia Municipale (de chef van de gemeentepolitie) die de olijvenpers bedient
  • Dorpsgenoten die ons gepaste hartelijkheid begroeten
  • Vuilnismannen die de vrachtwagen afspringen voor een korte ijskoude Prosecco stop.
  • Parkeerwachter meisje (beeldschoon) die mij na 4 jaar nog geduldig uitlegt hoe hun belachelijk parkeersysteem werkt
  • De metselaar die het laatste deel van zijn werk niet meer afkrijgt (5 minuten werk) en pas 6 weken later weer aan komt kakken
  • Blusvliegtuigen die met de heilige Pranzo (middageten) hun taak voor gezien houden
  • Geboeide gevangenen die ook een espresso verdiend hebben en dus even uit de auto mogen
  • De burgemeester van ons stadje die een maand in hongerstaking ging om nieuw asfalt op de provinciale weg af te dwingen (groot was de opluchting toen hij weer in de pizzeria gesignaleerd werd)
  • De flirt, de vrijheid en de vriendelijkheid, het agressieloze bestaan in de stadjes
  • Simply happy in een fantastisch land.

En verder in Italië, nog veel te veel om te ontdekken

Er zijn ontelbare plekken die ik nog moet ontdekken in Italië, ik denk dat ik daar nog drie levens voor nodig heb. Ik ben gelukkig bij de zee, hou van vis, maar ben per ongeluk in Umbria verzeild geraakt, de enige provincie zonder zee, hoe kan ik het zo uitzoeken. Wild zwijn, yeah, right!

De onnoemelijke variatie aan vegetarische gerechten. De worsten, de hammen, kazen, de truffels van onze grond, onze eigen olijfolie, waar we ons te pletter voor plukken maar wat de mooiste smaak van de wereld heeft, groen en scherp en aarde, dat proef je!

De wijnen, de allerbeste van de wereld en enorm betaalbaar, het pure van de keuken, ok, ook een goeie pizza is niet te versmaden. Ik hou van heel veel verschillende dingen.

Over dit artikel

Città Della Pieve
Perugia
Land: Italië