Ik vlieg nogal eens vanaf het grootste vliegveld van Rome, Leonardo Da Vinci bij Fiumicino, en word daar steevast op weg naar de gate aangesproken door beleefde, keurig in het pak gestoken jonge Italianen. Ze willen me dolgraag een mooie Amerikaanse creditcard aansmeren. Een card die ik eveneens beleefd doch vastberaden weiger. Te duur. Ik heb er al eentje. Ik moet een vliegtuig halen. U kent het wel.

Het is een juweeltje van een tempel, gelegen aan het Forum Boarium, de veemarkt van het oude Rome, op een steenworp van de rivier de Tiber. Rechthoekig van vorm en voorzien van mooie Ionische zuilen. Ik kom er met de scooter regelmatig langs en keek tot voor kort met enige weemoed naar het vervallen gebouw. Want terwijl zijn buurman, de veel beroemdere ronde tempel van Hercules, wel werd opgeknapt en zelfs weer af en toe van binnen te bezichtigen is, lag het huisje van de havengod er jarenlang vies en verlaten bij.
Totdat er opeens steigers verschenen en, na een ingrijpende schoonmaakbeurt, de tempel nu weer opengesteld is voor publiek. Zij het dan slechts twee zondagen per maand en op afspraak. Maar toch. Portunus is weer een sieraad voor de stad. En dat allemaal dankzij de gulle giften van het creditcardbedrijf in samenwerking met het World Monuments Fund, een organisatie die alleen al in Italië tientallen projecten heeft lopen om monumenten van de ondergang te redden.

Voor de toeristen is het misschien wat sneu om hun geliefde highlights deels ingepakt te zien of ontdaan van stromend water, maar ik kan de toestroom van grote bedrijven alleen maar toejuichen. Van mij mag de schoenenmeneer voor de duur van de restauratie een kolossale poster van een schoen op het Colosseum hangen of de modeontwerper de god Oceanus op de Trevi-fontein aankleden met een unieke creatie. Als die monumenten maar weer schoon en fris worden.