5 of 5 (27 Votes)
Het strand van Cattolica in Emilia-Romagna
Het strand van Cattolica in Emilia-Romagna

Mijn eerste ervaring met Italië dateert van eind juli 1965. Nadat ik het jaar ervoor als 12-jarige puber voor het eerst met het buitenland (Gent en Brugge) kennis had gemaakt, besloten mijn autoloze ouders die zomer met het gezin (inclusief oma) middels een georganiseerde busreis naar het land van la dolce vita af te reizen. Zelf hadden ze in de jaren vijftig al eens een tripje naar Rome gemaakt. Kennelijk was hen dat zo bevallen, dat ze nu ook hun twee zonen met dat mediterrane land in aanraking wilden laten komen. Onze eindbestemming was Hotel Montecarlo in Cattolica, de toen al befaamde badplaats aan de Adriatische kust, maar onze eerste Italiaanse stop was in Arona.

Omdat we nogal wat files hadden moeten overwinnen, kwamen we er pas 's avonds laat – en dus in het donker – aan. De bus stopte op een pleintje, vlak voor de ingang van Hotel Giardino, dat aan de Corso Repubblica, vlakbij de boulevard langs het meer gesitueerd was. Toen ik uit de bus stapte, was ik gelijk overweldigd door de gezellige drukte, de warmte en de talloze lichtjes die zich weerspiegeld zagen in het rustig kabbelende water van het Lago Maggiore. Ondanks het tijdstip – pas veel later merkte ik dat laat tafelen in Italië heel gewoon was – kregen we nog een uitgebreide maaltijd voorgeschoteld. 'Suppe gesund', riep de hoteleigenaar vrolijk, toen hij ons een bord soep offreerde.

Eindpunt Cattolica

De volgende dag bereikten we op het eind van de middag Cattolica. Ons hotel lag in een smal straatje, dat even verder uitkwam op de lungomare. Vanaf het balkon kon je in de verte de azuren Adria zien schitteren. Tegenover ons hotel was een soort disco, waar elke avond Non ho l'età ('ik ben niet oud genoeg om van jou te houden'), het aanstekelijke liedje waarmee Gigliola Cinquetti een jaar eerder het Eurovisie Songfestival had gewonnen, uit de luidsprekers knalde. Ik was gelijk verkocht: mooier dan dit kon het leven niet worden.

Toch duurde het nog tot begin jaren tachtig voor ik opnieuw voet op Italiaanse bodem zette. Met mijn vrouw (en schoonmoeder) ging ik – deze keer met de trein – naar Albenga, een plaatsje aan de Ligurische kust, met een goed bewaard middeleeuws centro storico. Ik herinner me nog het spoor, dat het strand scheidde van de oude kern met zijn vier hoge torens en de aan San Michele gewijde 11de-eeuwse kathedraal. Pas vanaf eind jaren tachtig kwam er echt schot in, toen ik met mijn eigen kinderen jaarlijks de zomervakantie ging vieren in het achterland van Bardolino, aan het Lago di Garda. Het gevolg: ze zijn inmiddels zelf ook harstochtelijke Italofielen...

Als wielerjournalist naar Giro d´Italia in 1988

Evert de RooijOngeveer tezelfdertijd begon mijn relatie met de Giro d'Italia. Ik zat als wielerjournalist thuis voor de buis, toen op 5 juni 1988 de 14e rit naar Bormio werd verreden. Franco Chioccioli vertrok 's ochtend in Chiesa Valmalenco in de roze leiderstrui. In 1991 zou deze Italiaan – die vanwege zijn opvallende gelijkenis met Fausto Coppi ook wel Coppino (de kleine Coppi) werd genoemd – de Giro winnen, maar op deze historische dag in de Alpen vond hij zijn Waterloo.

Belangrijkste beklimming van de dag was de meer dan 2500 meter hoge Passo di Gavia. Onze landgenoot Johan van der Velde – als leider in het puntenklassement getooid in de maglia ciclamino (paarse trui) – begon onder een aangenaam zonnetje in zijn eentje aan deze monsterklim. Hij leek op weg naar de ritzege, toen het weer voorbij de top opeens omsloeg en de sneeuw met bakken uit de hemel begon te vallen.

Erik Breukink op het podium

De Brabander passeerde nog als eerste de top maar raakte daarna, slechts gekleed in een shirt met korte mouwtjes, snel bevangen door de kou. Onderkoeld dook hij bibberend van de kou een caravan van een Italiaanse tifoso binnen. Toen hij weer wat was opgewarmd, stapte Van der Velde weer op de fiets, om met een achterstand van liefst 56 minuten op de ritwinnaar, de nog piepjonge Erik Breukink, in Bormio te arriveren. Samen met collega Marcel Slagman vertrok ik spoorslags naar Italië, om hopelijk een historische gebeurtenis mee te maken: een Nederlander, die voor het eerst de Giro won! Helaas kwam het daar niet van.

De Amerikaan Andy Hampsten behield tot in eindstation Vittorio Veneto een voorsprong van bijna twee minuten op Breukink, die als nummer 2 op het podium stond. Ook in de daaropvolgende jaren brachten we steeds een bliksembezoek van een paar dagen aan de Giro, maar ondanks dat hij er nog een keer heel dichtbij was, slaagde Breukink er toch niet in om de Italiaanse ronde te winnen. Het zou tot 2017 duren voor Tom Dumoulin de roze ban wist te breken.

Uomo di Gavia: Johan van der Velde

Begin mei 1999 kreeg ik een telefoontje van ex-renner Jacques Hanegraaf, met de vraag of we weer een paar dagen naar de Giro zouden gaan. Ja, luidde mijn antwoord. Of we hem in dat geval een plezier wilden doen en Johan van der Velde mee wilden nemen. De 'uomo di Gavia', zoals zijn bijnaam sinds die historische dag in de Giro van 1988 luidt, was na afloop van zijn rennersloopbaan in een neerwaartse spiraal terecht gekomen. Om zijn verslaving aan amfetaminen te kunnen bekostigen, belandde hij op het criminele pad, hetgeen uiteindelijk resulteerde in een gevangenisstraf van elf maanden.

Van der Velde was nog maar net vrij, toen we hem in zijn woonplaats Rijsbergen van huis ophaalden. Sterk vermagerd en tamelijk schuchter stapte hij met ons in de auto richting Italië. Toen hij het beloofde land naderde, werd hij steeds stiller, bang als hij was voor de reactie van zijn vroegere collega's in de karavaan van de Giro d'Italia. Ik weet niet meer waar we precies in de koers inpikten, maar ik zal me altijd blijven herinneren wat er gebeurde toen we het zaaltje inliepen waar de ritwinnaar en de drager van de roze trui de pers te woord stonden.

”In Bocco al lupo!” gevolgd door “Crepi”

Net toen wij naar binnen liepen, kwam Marco Pantani – de winnaar van de Tour en de Giro van het jaar ervoor en nu opnieuw gekleed in de roze trui – met een heel gevolg aan fans, journalisten en officials in tegenovergestelde richting naar buiten. Toen hij de bedeesde Johan in het oog kreeg, stopte hij subiet om de drievoudige winnaar van de paarse trui (en winnaar van drie Giroritten) eerbiedig de hand te schudden en even een praatje met hem te maken. Vanaf dat moment zagen wij een heel andere Van der Velde: trots, blij, opgelucht en ineens weer vol bravoure!

Johan van der Velde

En dat werd hij de dagen erna steeds meer. Iedereen die hij tegenkwam, begroette hem met een abbraccio, een omhelzing, en bij het afscheid werd hem voortdurend 'In bocca al lupo' gewenst, waarop hij met ‘Crepi!’ reageerde. Pas later begreep ik dat hem daarmee succes werd gewenst. Letterlijk betekent het ‘in de muil van de wolf’ en het antwoord daarop luidt ‘Dat hij moge creperen!’ (die wolf dus). Waar deze typisch Italiaanse uitdrukking precies vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Volgens de onvolprezen Saskia Balmaekers (van de blog Ciaotutti) is het 'een overblijfsel van de taal die herders en jagers onderling bezigden. De wolf was een van de grootste gevaren voor een kudde schapen of geiten, waar je beter niet aan ten prooi kon vallen.' Als je een wolf wist te doden, was dat een bijzondere prestatie, waardoor deze succeswens oorspronkelijk ook zeer praktisch bedoeld was, aldus Saskia. Feit is dat het bij Johan van der Velde inderdaad ook zo heeft gewerkt!

Marco Pantani

Over dit artikel

Land: Italië